voor leden, van leden of met leden?

Wat beweegt mensen om actief te worden voor een beroeps of branchevereniging? En hoe kunnen verenigingsprofessionals hun leden enthousiasmeren en faciliteren tot participatie? 

Tijdens zijn eerste troonrede in 2013 riep Koning Willem-Alexander op dat de verzorgingsstaat plaats moest maken voor een participatiesamenleving. Voor de vereniging zou dat geen verandering moeten betekenen. Verenigingen zijn altijd vóór en dóór de leden, toch? In theorie wel, maar ook in werkelijkheid? Maken (juist) de verenigingen met veel professionals in dienst de fout die een afscheid nemende verenigingsdirecteur onlangs benoemde: “Als ik terugkijk op mijn carrière is er één grote fout die ik gemaakt heb: dat ik niet meer werk door de leden zélf heb laten doen”. Heeft deze vereniging  te veel voor ‘verzorgingsstaat’ gespeeld en is er te weinig opgeroepen/ruimte geboden tot ‘participatie’?

Kansen in de top
Uit internationaal onderzoek (zie Gazely, 2012) kunnen we concluderen dat hoe hoger medewerkers in de beroepsladder zijn geklommen, hoe meer ze actief zijn bij een beroeps- en/of branchevereniging. Daarnaast blijkt ook dat voor sommige groepen het vrijwilligerswerk bij een beroeps en/of branchevereniging complementair is aan ander vrijwilligerswerk, terwijl het voor anderen ander vrijwilligerswerk verdringt. Zo zijn mid- en senior level medewerkers die actief zijn bij een beroeps- en/of branchevereniging vaak niet actief elders, terwijl topmanagement actief is bij zowel beroeps- en brancheorganisaties als in ander vrijwilligerswerk. Hun gekozen taken zijn minder divers, zij kiezen vooral voor de  bestuursfuncties. Eens een bestuurder, altijd een bestuurder, dat is wat we zien. Junioren en medioren zijn juist groepen die meer de uitvoerende taken op zich nemen en minder de kans lijken te zien of na te streven om al jong(er) en vroeg(er) in hun carrière bestuurservaring op te doen.

Drie kansen 
Beroeps en brancheverenigingen zitten vol participatiekansen. We kunnen drie lessen trekken uit de snelle research die ten grondslag ligt aan dit artikel:
1.  Young potentials Sla als beroeps- of branchevereniging je netten uit onder de jongelingen in de sector. Die blijven nu te veel buiten beeld. Dus bestuurders neem ook een junior mee naar het DNA congres. We hebben ze nodig, de next generation!
2. Informeel naar formeel Heb oog voor die leden die van tijd tot tijd de kleine en grote inhoudelijke bijdragen leveren. Zij zijn informele vrijwilligers met grote waarde. Maak dat type participatie mogelijk en zorg voor doorstroommogelijkheden naar formeel vrijwilligerswerk.
3. Podium en aanzien Zorg dat leden met het werk in de vereniging ook aanzien kunnen verwerven in het vakgebied en daarbuiten. Bouw een (open) podium. Er zijn altijd mensen die er op komen staan.

Young potentials
 Verenigen zouden veel meer kunnen stimuleren dat ook jongere mensen, met minder senioriteit bestuurservaring opdoen. Waarom? Omdat deze mensen een frisse blik naar de toekomst kunnen geven. Daarnaast lijkt het dat bedrijven hun jonge mensen minder actief ruimte geven voor vrijwilligerswerk in de branchevereniging. Dat is jammer voor beiden omdat er in de verengingswereld veel te leren valt voor de professional. Bovendien mist het bedrijf kansen op betrokken en breed georiënteerde jonge medewerkers. Senior-  en topmanagement vinden hun weg wel naar de beroeps- en branchevereniging, dus stimuleer je leden om hun young potentials de kans te geven om actief te zijn in de branchevereniging,  juist ook in de meer bestuurlijke functies. 

Van informeel naar formeel
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat 85% van de leden informeel vrijwilligerswerk doet voor beroeps- en brancheverenigingen, bijvoorbeeld werven van nieuwe leden, sessies modereren tijdens bijeenkomsten of online vrijwilligerswerk doen door stukken te plaatsen (Gazely en Brudney, 2014). Ondanks de inzet van deze mensen, blijkt dat informele vrijwilligers minder betrokken bij en minder tevreden zijn over de vereniging dan formele vrijwilligers. Dit wordt onder andere verklaard doordat de informele vrijwilligers niet zo goed zien wat de voordelen van formeel vrijwilligerswerk zijn, zoals persoonlijke ontwikkeling of het bekleden van leiderschapsposities binnen de vereniging. Maar ook wordt het informeel vrijwilligerswerk niet echt erkend binnen verenigingen- en dus ook niet beloond met dit soort voordelen. Het zou overigens niet heel moeilijk moeten zijn om hen te verleiden tot meer formeel vrijwilligerswerk. De meeste mensen die formeel vrijwilligerswerk doen zijn hiervoor gevraagd. De informele vrijwilliger is al enigszins actief. Benaderen is makkelijk en de stap naar een formele rol lijkt klein. Het is dus belangrijk om informele vrijwilligers te erkennen, hun bijdrage aan de organisatie te benoemen en hen persoonlijk te vragen om ook formelere rollen op zich te nemen en daarbij te laten zien hoe een dergelijke betrokkenheid bij de vereniging aantrekkelijk(er) kan zijn.

Podium en aanzien
Het ene beroep is het andere niet. Zo is het bij wetenschappers traditioneel vanzelfsprekend dat zij lid zijn van (en actief zijn in) beroepsverenigingen. Het netwerk is voor hun werk cruciaal. Zo zijn veel wetenschappers lid van een vereniging, simpelweg omdat de verenigingen de (internationale) conferenties organiseren, waar wetenschappers vanuit verschillende disciplines anderen kunnen ontmoeten met dezelfde onderzoeksinteresses. Internationaal gezien is dit ook de beroepsgroep met de meeste actieve vrijwilligers bij hun vereniging. Zet dus niet alleen in op ledenvoordeel of dienstverlening. Maak deelname aan een beroeps- en branchevereniging cruciaal voor de  vak ontwikkeling. Zorg dat leden in en door de activiteiten van de vereniging ook aanzien verwerven in het vakgebied en daarbuiten.

Lonneke Roza is onderzoeker aan Rotterdam School of Management, Erasmus University. 
Robert van Tol is voorzitter van de Taskforce Jong DNA.
Marike Kuperus is adviseur bij  Kuperus & Co.

Meer horen of meepraten kom naar de learning lab bij het DNA jaarcongres


Meer lezen
Gazley, B. (2012). Predicting a Volunteer’s Future Intentions in Professional Associations: A Test of the Penner Model. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 42 (6). 1245-1267. 
Gazely, B. and Brudney, J.L. (2014). The extent and nature of informal volunteering in professional associations. Voluntary Sector Review, 5 (3). 313-329. 

 Beeld Cristopher Allen