het verenigingseffect voor je brein

Van financieel voordeel naar het knuffelhormoon oxytocyne; de vereniging maakt het mogelijk!

Column door Edwin Lokkerbol

In alle theorieën die er zijn over redenen waarom iemand lid wordt van een brancheorganisatie, spelen financiële voordelen een rol. Van korting op verzekeringen, voordeel bij leasecontracten tot het voordelig inkopen van juridische ondersteuning. Vooral bij de grotere brancheorganisaties met honderden tot duizenden leden, kan dit voordeel het argument zijn om lid te worden.

Maar zijn je leden wel om de juiste argumenten lid geworden als ze alleen gaan voor het geld? En dit niet doen vanuit betrokkenheid? Het gaat toch om het collectief versterken van een vakgebied? Of om toe te treden tot een netwerk waar ze ook zaken mee kunnen doen? Zich verenigingen gaat in mijn beleving veel meer om andere argumenten dan louter en alleen het ophalen van een financieel voordeel.

Dat zag een directeur van een vrij grote beroepsorganisatie toch echt anders, tijdens een discussie onlangs. Hij gaf aan dat financieel voordeel inderdaad vaak het argument is om leden binnen te halen. ‘Het is een goed argument om iemand over de streep te trekken’, aldus de directeur. Maar daarna gaat het er om de persoon de vereniging ‘in te trekken’. Er moet snel een relatie worden opgebouwd. Waarbij ze het nieuwe lid niet meer loslaten en het lid echt een gevoel krijgt dat ze betrokken zijn bij een vereniging. ‘Uiteindelijk staat de sociale relatie op de eerste plaats en het financieel voordeel is alleen maar een rationeel argument om iemand lid te maken’. Aldus de directeur.

Dat verklaart veel volgens de theorie. Lid worden van een vereniging schijnt ongekende sociologisch positieve effecten waardoor sociale samenhang wordt bevorderd. De vereniging is daarbij slechts het middel. Volgens deze theorie wordt sociale samenhang (cohesie) gekenmerkt door groepsidentificatie en saamhorigheidsgevoelens. Bij voorkeur door frequente en intensieve contacten tussen leden met eensluidende normen en waarden, waardoor er gebouwd wordt aan onderling vertrouwen.

Uiteindelijk leidt het opbouwen van sociale relaties zelfs tot een positieve werking in het brein! En dat laatste komt door een hormoon. En dat heet oxytocine. En oxytocine heeft weer een belangrijke rol bij het verbinden van sociale contacten met positieve gevoelens. Omdat oxytocine ook een belangrijke rol speelt bij de hechting van opvoeder en kind wordt het ook wel het knuffelhormoon genoemd.

Dus wat start als het bieden van financieel voordeel eindigt met het knuffelhormoon. Het wordt wat mij betreft dus  tijd dat we in alle theorieën over brancheorganisaties dan ook het niet meer gaan hebben over het binden van leden. Maar over het bevorderen van oxytocine. Want als dat hormoon vrijkomt, blijven je leden zeker lid.