vragen rond schrappen btw op toezichthouderschap?

Met ingang van 28 april 2021 is het niet meer mogelijk om btw te berekenen over de bezoldiging van toezichthouders. Daarvoor was het verplicht. De verandering roept vragen op. Wat betekent dit voor de bezoldiging van bestuurders, voorzitters en leden van commissies in verenigingen? En hoe ga je om met het tegen betaling beschikbaar stellen van bestuursleden aan andere organen, zoals pensioenfondsen? 

Volgens het besluit van 28 april kwalificeren toezichthouders niet als ondernemer. Dat betekent dat over hun bezoldiging geen btw wordt berekend en zij kunnen ook niet langer voorbelasting aftrekken over de kosten die zij maken voor het uitoefenen van hun toezichthoudende rol. (zie ook de toelichting door Sander van Kreijl, Mazars, hierna).

Dit roept veel vragen op bij verenigingen. We geven er een paar met de mogelijke antwoorden.

Wie zijn de toezichthouders in de vereniging?
Bij sommige verenigingen is het heel duidelijk wie de toezichthouders zijn, maar veel verenigingen werken met besturen en met name voorzitters die deels taken uitvoeren. Het is wel duidelijk dat bijvoorbeeld een interimdirecteur (bestuurder) gewoon btw berekent, maar hoe zit het precies met de voorzitter van de vereniging die lobbytaken op zich neemt? Een puzzel die verenigingen op dit moment met hun accountants aan het leggen zijn.

De voorzitter/het bestuurslid factureert toch vanuit een bv?
Dat de voorzitter of het bestuurslid vanuit een bv factureert, betekent niet automatisch dat er dus btw moet worden berekend over de werkzaamheden. Dat mag alleen over werkzaamheden die niet toezichthoudend zijn. Dat maakt de administratie van de bv ingewikkelder, en misschien ook die van de vereniging, maar daar is niks aan te doen.

Wat is het risico voor de vereniging?
Het risico voor de vereniging is dat zij onnodige kosten heeft. Voor een vereniging die zelf geen btw berekent, betekent het besluit dat zij misschien goedkoper uit is,omdat ze deze btw niet meer hoeft te betalen. Voor een vereniging die wel btw berekent, is het relevant dat zij op moet letten en de bezoldigingen moet aanpassen. Onterecht berekende btw, ook al is het per ongeluk, kun je niet als voorbelasting opvoeren.

De toezichthouder is deels adviseur voor ons. Geldt dit voor alle werkzaamheden van een persoon?
Voor het besluit gaat het om alle werkzaamheden die voortvloeien uit de benoeming als toezichthouder. Verleent de persoon daarbuiten andere diensten – een voorbeeld is optreden als cao-onderhandelaar – die dus niet samenhangen met de benoeming en daar niet uit voortvloeien, dan zijn deze diensten weer wel btw-belast.

En als het de vereniging is, die factureert voor het beschikbaar stellen van een toezichthouder?
Verenigingen kunnen toezichthouders beschikbaar stellen en daarvoor factureren. Ook als de vereniging factureert mag geen btw worden berekend over de vergoeding voor de toezichthouder.

Kom je er niet uit?
Heeft jouw vereniging vragen bij het uitvoeren van dit besluit, waar je niet uitkomt? Laat het ons weten en stuur een mail naar cecile@wijzijndna.nl

Toelichting door Sander van Kreijl, Mazars: Toezichthouders geen btw-ondernemer meer

Nederland heeft de afgelopen 10 jaar verschillende regimes gekend voor de toezichthouder als het gaat om btw. Per besluit van 28 april j.l. is duidelijkheid gekomen. Toezichthouders zijn niet langer btw-ondernemer voor de btw. Dat heeft ook nogal wat consequenties voor sommige verenigingen en hun bestuursleden of leden van toetsingscommissies.

Als kan worden vastgesteld dat sprake is van een toezichthouder in de zin van het besluit van 28 april 2021, betekent dat dat zij geen btw in rekening mogen brengen over hun gage, maar ook de ter zake aan hen in rekening gebrachte btw niet in aftrek kunnen brengen.

Toezichthouders is geen zelfstandig ondernemer
De aanleiding voor de publicatie van het besluit zijn de uitspraken van het Hof van Justitie (“IO”) van 13 juni 2019 en de Hoge Raad van 26 juni 2020. In deze zaken is beslist dat bepaalde toezichthoudende, c.q. adviserende werkzaamheden, niet ‘zelfstandig’ werden verricht. De zelfstandigheid ontbrak vanwege het feit dat de betreffende leden geen individuele taken of verantwoordelijkheden hadden, werkzaamheden niet op eigen naam verrichtten, de werkzaamheden niet voor eigen rekening / risico werden verricht en zij geen economisch risico liepen. Hierdoor kwalificeerden de leden niet als ondernemer voor de btw en dienden zij geen btw in rekening te brengen ter zake van hun werkzaamheden.

Telkens wisselende regels
Bovenstaande uitspraken weken af van de Nederlandse situatie waarbij normaliter commissarissen en toezichthouders als btw-ondernemer kwalificeren. Om die reden is de btw-plicht van toezichthouders in een beleidsbesluit verduidelijkt. Nederland heeft de afgelopen 10 jaar verschillende regimes gekend voor de toezichthouder. Van wisselend wel of niet btw-plichtig, naar alleen belastingplichtig bij gelijktijdig meer dan 4 commissariaten, opgevolgd door belastingplichtig vanaf het eerste commissariaat. Van elk van die regimes zal geen sprake meer zijn.

Niet alleen commissarissen
In het betreffende arrest wordt de positie van een lid van de Raad van Commissarissen beoordeeld. Het besluit trekt dit oordeel breder en benoemt criteria voor toezichthouders in algemene zin. Het besluit geeft verduidelijkingen voor de volgende functies:

  • Toezichthoudend orgaan met wettelijke grondslag in publiek- of privaatrecht
  • Toezichthoudend orgaan zonder wettelijke grondslag in publiek- of privaatrecht vergelijkbaar met NV of BV
  • Bezwaaradviescommissies, adviescolleges met wettelijke taak
  • Toetsingscommissies, geschillencommissies en vergelijkbare commissies

Ook bestuurders kunnen niet btw-plichtig zijn, wanneer zij geen uitvoerende maar een toezichthoudende rol hebben. Het besluit refereert daarbij aan de niet-uitvoerende bestuurders voor BV’s en NV’s. De context van het besluit maakt dat dit allicht ook zo voor verenigingsbestuurders geldt, voor zover zij niet-uitvoerend bestuurder zijn.

Verenigingsbestuur met directeur: uivoerend of niet?

Stel een verenigingen( of stichting) heeft een directeur voor de uitvoerende taken. Het bestuur heeft een deel van zijn taken via volmacht afgegeven aan de directeur, maar tekenbevoegdheid ligt nog bij de voorzitter en secretaris/penningmeester.

 

Deze situatie is niet behandeld iin het arrest van het Hof van Justitie of het besluit “Omzetbelasting, btw-heffing bij werkzaamheden van toezichthouders en van leden van diverse commissies”. Dat laat onverlet dat wel een visie hier over te vormen is.

Een bestuurder die niet in loondienst is, maar wel uitvoerende bevoegdheid heeft, zal in beginsel btw-plichtig zijn, ervan uitgaande dat tegen vergoeding wordt gepresteerd. Dat deze bestuurder zijn taken via volmacht heeft overgedragen aan een ander persoon, doet er niet aan af dat de bestuurder verantwoordelijk is voor zijn beslissingen en niet slechts toezichthoudt. Daar komt bij dat deze bestuurder ook niet de positie heeft louter toezicht te houden, aangezien de betreffende besluiten namens hem/haar genomen zijn en strikt genomen zijn/haar eigen besluiten zijn. Hij zou onverminderd zelf kunnen besluiten ondanks dat een andere via volmacht daar ook toe bevoegd is.Pas wanneer de bestuurder zelf geen uitvoerende taken meer heeft, wegens overdracht, en de taken zijn ‘teruggebracht’ tot het houden van toezicht, lijkt te kunnen worden voldaan aan het besluit in die zin dat alsdan geen sprake is van btw-plicht.

Toetsingskader belastingplicht
De staatssecretaris benoemt in het besluit per functie onder welke omstandigheden een lid wel of niet als ondernemer voor de btw kwalificeert. Als uitgangspunt geldt dat er geen sprake mag zijn van individuele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor de uitvoerende werkzaamheden. Dit dient getoetst te worden aan de hand van de statuten en reglementen van de onder toezicht staande organisatie.
Indien iemand meerdere toezichthoudersfuncties vervult, dient per functie beoordeeld te worden of er gehandeld wordt als btw-ondernemer. Ook dienen de werkzaamheden van toezichthouders los beoordeeld te worden van eventuele (neven)werkzaamheden waarvoor het lid wel als btw-ondernemer kwalificeert. Tot slot geldt dat het via een persoonlijke BV verkrijgen van de vergoeding, niet van invloed is op het btw-ondernemerschap van de toezichthouder.

In een groot deel van de gevallen zal een toezichthouder niet meer kwalificeren als btw-ondernemer. Dit heeft tot gevolg dat er geen btw in rekening mag worden gebracht voor de werkzaamheden.

Terugwerkende kracht: mogelijk correcties
Het besluit van de staatssecretaris werkt terug tot 13 juni 2019 (datum van het IO-arrest). De mogelijkheid bestaat dat commissarissen en toezichthouders ten onrechte btw in rekening hebben gebracht vanaf deze datum. In deze situatie keurt de staatssecretaris goed dat in het geval onterecht btw in rekening is gebracht voor de periode 13 juni 2019 tot en met 7 mei 2021, de toezichthouder alsnog wordt aangemerkt als ondernemer en hierdoor geen correcties hoeven plaats te vinden. Het staat partijen echter vrij om alsnog de btw met terugwerkende kracht te corrigeren.
Als een commissaris of toezichthouder vanaf 13 juni 2019 onterecht btw in rekening heeft gebracht aan organisaties die geen (volledig) aftrekrecht van btw hebben, is het raadzaam te beoordelen of corrigeren van btw wenselijk is. 

Daarnaast keurt de staatssecretaris goed dat de zogenoemde herziening – een periode van 5 of 10 jaar als referentieperiode waarbinnen het aftrekrecht naar gelang gebruik kan worden aangepast – van de in aftrek gebrachte btw over investeringsgoederen die vóór 7 mei 2021 in gebruik zijn genomen, achterwege mag blijven voor de rest van de herzieningsperiode indien de toezichthouder in de periode vóór 7 mei 2021 de goederen heeft aangeschaft in zijn / haar hoedanigheid als ondernemer.

Aandachtspunten
Het besluit kan invloed hebben op de btw-positie van een toezichterhouder. Het is raadzaam te beoordelen of de huidige btw-positie van de toezichthouders nog juist is onder de nieuwe regels. In de vrijgestelde sector zoals de zorg- en onderwijsinstellingen kan het nieuwe besluit zelfs leiden tot een kostenbesparing van btw. Gezien het feit dat het besluit terugwerkende kracht heeft tot 13 juni 2019, bestaat in bepaalde gevallen de mogelijkheid om de onterecht in rekening gebrachte btw terug te vorderen.

Sander van Kreijl  sander.van.Kreijl@mazars.nl  en  Nabila Oudkhoul nabila.oudkhoul@mazars.nl